integraal ontwerpen
visie op het integraal ontwerpen.
een (school)gebouw wordt steeds meer in de samenhang met zijn gebruiker beschouwd.
flexibiliteit is hierbij een sleutelbegrip.
voor wisselend gebruik gedurende de verschillende levensfasen van een gebouw dient economisch, ecologisch, esthetisch en sociaal maatschappelijk verantwoord ontworpen te worden.
de steeds complexer wordende probleemstellingen vragen om een multidisciplinaire benadering.
de interactie tussen de opdrachtgever en de verschillende ontwerpdisciplines legt de basis voor innovatieve en creatieve interacties.
wij zien het integrale ontwerpproces als middel om hier vorm aan te geven.
in eerste instantie zal er een ontwerpteam samengesteld moeten worden, bestaande uit tenminste de architect, de constructieadviseur en de installatieadviseur, eventueel aangevuld met adviseurs van andere disciplines, e.e.a. afhankelijk van de ontwerpopgave en de situering van het gebouw. we noemen dit ook wel het ontwerpmanagement.
de manager stuurt niet alleen op de gebruikelijke gotik-aandachtspunten (geld, organisatie, tijd, informatie en kwaliteit) maar juist ook inhoudelijk op ontwerptechnische en bouwkundige samenhang. door juist inhoudelijk actief te coachen ontstaat er een chemie tussen verschillende adviseurs die nodig is om een werkelijk geïntegreerd ontwerp tot stand te brengen.
voorwaarden en/of speerpunten die voor dit proces noodzakelijk zijn:
– methodisch denken en handelen – overzien
– helder beslistraject
– brug tussen disciplines
– gelijkwaardigheid tussen de verschillende partijen
– brede kennis
– communicatie
– creatief
– werken in teamverband
in onze visie dient de te volgen ontwerpstrategie op een aantal niveaus plaats te vinden.
conceptueel niveau.
de te volgen ontwerpstrategie op conceptueel niveau is het scheiden van het waardevaste casco en de vraaggerichte inbouw. het casco heeft een tijdloos en duurzaam karakter en wordt functieneutraal en locatieafhankelijk ontwikkeld. het casco is in basis licht en compact.
de inbouw is een vertaling van de wensen per gebruiker die veel tijdelijker van aard zijn, reagerend op verschillende tijdsbeelden.
de inbouw vormt zich naar de gebruikers als een maatpak voor een vooraf bepaalde levensduur.
de ontwerper analyseert per project de vraag van beide delen, zoekt onafhankelijk van elkaar naar oplossingen in concept en ontwerp en brengt deze vervolgens samen.
energetisch niveau.
sinds de oliecrisis maken we steeds efficiëntere oplossingen om het energieverbruik van gebouwen terug te dringen. deze drang naar efficiëntie vertaalt zich in steeds beter geïsoleerde en luchtdichte gebouwen met een gestuurd binnenklimaat, resulterend in gebouwen met een beperkte energievraag en hoge rendementen.
aan de basis van het probleem wordt echter voorbij gegaan aangezien de systemen gebruik maken van fossiele brandstoffen. deze vorm van energie is eindig, ook als je er minder van gaat gebruiken. doordat het inzetten van duurzame energie technisch en economisch steeds beter haalbaar wordt, ontstaan nieuwe kansen.
de ontwerpstrategie op energetisch niveau begint bij het inzetten van duurzame energie om te kunnen voorzien in de eigen energiebehoefte. de energie uit de zon kan zowel actief als passief worden geoogst. daarmee keert de strategie zich af van de hightech-oplossingen voor klimaatbeheersing: het gebouw is geen machine die je op een locatie inplugt. als we er in slagen om deze energie – die vrij voor handen is – goed te oogsten, ontstaat de mogelijkheid om verantwoord te gaan morsen. dit betekent echter niet dat we opgedane kennis en techniek links moeten laten liggen, maar het biedt wel kansen om in te spelen op veranderende omstandigheden in klimaat en gebruik.
energetisch zou er ontworpen moeten worden met lowtech-oplossingen die reageren op de seizoenen en die niet ten koste gaan van het gevraagde comfort. een fris zomerbriesje door het gebouw kan zo weer mogelijk worden.
componentniveau.
het ontwerp kan ontrafeld worden in componenten, die vervolgens onafhankelijk worden ontwikkeld. grondstoffen worden vanuit de gehele ketengedachte zoveel mogelijk onttrokken vanuit de directe omgeving.
in vier procesgangen (drager, enveloppe, installatie en inbouw) wordt het gebouw vervolgens gerealiseerd, resulterend in een gebouw dat demontabel is doordat componenten niet (chemisch) worden gemengd.
het gebouw zou zelf in de verwerking van het eigen afval kunnen voorzien en kan door productontwikkeling in de toekomst volledig composteer- of upcyclebaar worden in de bio- of technosfeer.
wij hebben vertrouwen in de huidige ontwikkeling van het zgn. ‘building information model’(bim).
binnen het 3-dimensionale model kunnen alle bouwkundige, constructieve, installatietechnische en inrichtingsonderdelen samengebracht en beheerd worden.
middels deze werkmethode kan het integraal ontwerpen met alle disciplines plaatsvinden en kunnen de faalkosten verder worden teruggedrongen.
hiervoor maken wij gebruik van het (3-dimensionale) modelleer/tekenprogramma ‘revit architecture’, ontwikkeld door autodesk (van autocad).